Home

 De parochiale ontvoogding
 

De Dilbeekse pastoors waren seculiere (wereldlijke) geestelijken die niet tot een orde behoorden. Vanaf 1195 werden zij aangesteld met goedkeuring door enerzijds de deken van het kapittel van Anderlecht -niet door de pastoor van Anderlecht- anderzijds het aartsbisdom. Het kapittel werd toen patronus (beschermheer) van het altare van zowel Anderlecht als Dilbeek. Dit hield in: het altaar, de bediening, het offer, de giften, de curegoederen. Het kapittel gaf aan het kerkbestuur een bedrag voor het onderhoud van het hoogkoor. Dit werd opgenomen in de kerkrekeningen.

Het is van groot belang  nader in te gaan op de aard van het conflict dat gedurende eeuwen werd gevoerd omtrent de parochiale rechten. Het kapittel zou gesticht zijn rond 1073-75 of tussen 1040-45 en 1078. Dit stemt overeen met het jaar 1075 wanneer zij van het bisdom het altare van zowel Anderlecht als van de afhankelijkheid Dilbeek verkrijgen. In feite waren er vier partijen in conflict met elkaar.

Voornaamste onruststoker evenwel was het kapittel dat meer wou dan haar toekwam. Dilbeek moest zich telkens verweren maar durfde soms ook meer eisen dan datgene waar het recht op had. Zo verbood het kapittel o.m. aan de tiendenpachters van het “Hongersveld” en “Moortenbeke” een gedeelte van de tienden aan de pastoor van Dilbeek te betalen. Het durfde zelfs inkomsten van de pastorie achterhouden. Pastoor Henricus Van Linthout had het grootste meningsverschil. Ten tijde van pastoor Gerard Wouters verhuurde het kapittel de tienden zonder zijn medeweten. De oudste vermeldingen van Dilbeekse pastoors staan dan ook meestal in verband met processen. Ter verduidelijking tonen we een lijst van deze gebeurtenissen doorheen de eeuwen.

2 november 1260: betwisting van het pastoorschap en de novaaltienden van Dilbeek tussen Willem pastoor van Anderlecht en Theodoricus capellanus van Dilbeek. Theodoricus staat als kandidaat van het kapittel niet meer onder het gezag van de Anderlechtse pastoor, die zich in concurrentie met het kapittel wil stellen. Dilbeek scheurt zich volledig af van Anderlecht en is nu een zelfstandige parochie. Deze overeenkomst werd bewerkstelligd door Baudewijn schatmeester van het kapittel van Kamerijk.

 

Belangrijk document waarin men verklaard dat Dilbeek voortaan geen afhankelijkheid meer is van Anderlecht maar een zelfstandige parochie. 18/19 oktober 1260.


1292: Joannes rector ecclesie van Dilbeek sluit met de kanunniken van Anderlecht een zeer belangrijke overeenkomst aangaande de tienden. Voortaan bezit Dilbeek het recht op 1/3 van de grote en kleine tienden. De novale tienden gaan naar Dilbeek, waarvan 4 mudden naar het kapittel en 4 mudden naar de pastoor van Dilbeek. In latere betwistingen wordt steeds naar deze overeenkomsten verwezen.

7 juli 1491: Petrus De Pape wou dezelfde voorrechten genieten die het kapittel in vroegere overeenkomsten toegestaan had aan voorgaande pastoors door het kapittel zelf gekozen; maar hij werd verplicht zijn ongelijk te erkennen en beloofde gehoorzaamheid en onderdanigheid aan dit korps.

24 augustus 1601: Pastoor Robrecht de Ruwe gaat in conflict met het kapittel over de verkoop van een weide.

1649: Betwisting over het recht op de novaaltienden tussen de pastoor van Dilbeek en het kapittel.

13 juni 1654: De pastoor heeft 1 mudde tarwe van de tienden op het “Hongersveld”, die verhuurd zijn door het kapittel.

(1672-1675): Na het overlijden van pastoor Jacob Biesmans rijst een geschil tussen de aartspriester van Sint-Pieters-Leeuw en het kapittel over het begrafenisrecht van de pastoor van Dilbeek en over de begeving van de plaats tussen het kapittel en de aartsbisschop van Mechelen. Dit  dispuut over het toekennen van het pastoorschap duurt nog tot 1675-1676.

1672: Pastoor Hendrik Van Linthout  wil zich de hele tiende toeëigenen, waartegen het kapittel zich verzet.

1673: Pastoor Hendrik Van Linthout vraagt 4 mudde graan en 1/19 van de schaapstienden te Anderlecht, waarop hij recht heeft.

26 november 1681: Proces van het kapittel tegen pastoor Hendrik Van Linthout over de tienden.

20 februari 1682: Proces tussen het kapittel en pastoor Hendrik Van Linthout. In 1681 had hij aan de aartsbisschop een verhoging van 400 guldens per jaar aan zijn competentie gevraagd. Op 21 december 1682 was dit proces nog altijd aanhangig. Zijn opvolger Gerard Wouters is akkoord met 370 rijnsgulden pastorele competentie zoals overeengekomen door Van Linthout. De pastoor van  Dilbeek is als kanunnik van Anderlecht de eed van trouw verschuldigd aan het kapittel.

1694-1696: De pastoor heeft recht op 1/3 van de graantiende en heeft ook recht op de vleestiende.

18-28 mei 1696: Zeer lijvig dossier over een proces van Hendrik Van Linthout tegen het kapittel. Idem in 1697-1698 en 1695-1699. 

1711: Het kapittel durft alleen de tienden verhuren zonder medeweten van pastoor Gerard Wouters.

1755: Het kapittel  durft ook inkomsten van de pastorie achterhouden.

4 september 1783: Betwisting  over de novaaltienden van een ontgonnen bos te Dilbeek tussen pastoor Johannes Franciscus Bijl en het kapittel.